In 1520 is het Van Oisterwyckgasthuis cijnsplichtig. Het perceel blijkt dan 18½ voet (= 5,32 m) breed te zijn, wat ongeveer gelijk is aan de huidige situatie, met inbegrip van één zijmuur. Dit zou dan de rechter muur moeten zijn. Aan deze zijde grensde het pand aan een groot perceel, dat we kunnen traceren als het terrein van Philips Hinckart. De cijnsplichtigen van het pand wisselen nogal vaak gedurende de 16de eeuw. Waarschijnlijk behoren zij allen tot de familie Van Zoemeren. Paul van Zoemeren heeft het huis in 1553 verhuurd aan Gerrit Toelinck, die voor vijf schouwen moet betalen. Dit is een behoorlijk aantal voor een huis met twee bouwlagen. Een verdeling in een voor- en achterhuis ligt bij een dergelijk aantal voor de hand. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat de kelder onder het voorste gedeelte dieper gefundeerd is. Er moet een faseverschil tussen beide keldergedeelten zijn geweest, wat inderdaad op een indeling in een voor- en een achterhuis duidt. In de achterkelder is een stookplaats aangetroffen, die secundair is, maar nog wel in de 16de eeuw kan zijn aangebracht. Er zouden zodoende bovengronds vier stookplaatsen overblijven, hetgeen voor een klein huis redelijk geriefelijk was, zeker als we bedenken dat het pand pas ná de 16de eeuw verhoogd is. De stookplaatsen kunnen zich aan beide zijden van de brandmuur bevonden hebben. We weten dit niet zeker omdat het pand in het laatste kwart van de 18de eeuw grotendeels vernieuwd is. De zijmuren en een deel van de achtergevel zijn toen behouden, zodat er tijdens de verbouwing in 1982 nog restanten van een laat 16de-eeuwse geometrische muurschildering in het zicht konden komen in de achterkamer op de eerste verdieping. Deze was dus kennelijk als woonruimte in gebruik. Uit het archeologisch onderzoek bleek dat de aanlegdiepte van de linker zijmuur circa 3,50 m onder het huidige straatpeil (= 7,40 +NAP) ligt. De muur is op het dekzand gefundeerd. Meer naar achteren toe is de muur circa 50 cm ondieper gefundeerd. Hier was een dunne puinfundering direct op het zand aangebracht. Er waren sporen van een brand zichtbaar onder dit niveau. De linker zijmuur dateert mogelijk nog uit de 14de eeuw. De rechter zijmuur zal iets jonger zijn. De gewelven zijn later (17de eeuw?) vernieuwd. De kelder was vanaf de straat toegankelijk. Waarschijnlijk bezat het huis in de 16de eeuw een houten gevel aangezien in | 238 |
1776 subsidie voor het aanbrengen van een stenen gevel is verstrekt. | 239 |
van Miert, eertijds 2 panden47. "De Wijnkan" of "'t Wit Keuls Kanneke". Tegen de binnenpui van den winkel zit een goed geconserveerd, in hout gesneden, Keulsch kannetje. In 1756 was hier een visch- en tabakswinkel. | 23 |
1977 |
Ontwerp -aanvullende - monumentenlijstHuis met eenvoudige lijstgevel van schoon metselwerk met kroonlijst met gesneden consoles (XIXB). Op de verdieping twee grote schuiframen met kleinere attiekramen erboven. Moderne pui, kelder.Gebouw van eenvoudige doch harmonische architectuur en van oudheidkundige waarde.
Gemeente 's-Hertogenbosch 1977
|
1756 | ? (visch- en tabakswinkel) |
1822 | Louis Anthony van Miert (koopman, winkelier) - Johannes Vehuist jr (koopman, winkelier) |
1865 | J.F. van Miert (firma L.A. van Miert) ijzerhandelaar |
1875 | wed. P. van Ginneken (partikuliere) - mej. A.C. van Miert (partikulier) - mej. J.P. van Miert (partikulier) - mej. wed. van Ginneken van Miert (partikulier) - van Miert (firma L.A. van Miert) ijzerhandel |
1881 | wed. P. van Ginneken (partikuliere) - mej. A.C. van Miert (partikuliere) - mej. J.P. van Miert (partikuliere) - mej. van Miert (wed. van Ginneken, partikuliere) - van Miert (firma L.A. van Miert, ijzerhandel) |
1908 | F.J.M. van Miert (firma L.A. van Miert, ijzerhandel) |
1910 | F.J.M. van Miert (firma L.A. van Miert, ijzerhandel) |
1928 | J.J. Schoonens - J.J.A.M. Schoonens - K.A. Schoonens |